Geraniums. Deel twee.

Ik overzag zo de wereld, vanuit mijn verloren toren. Een domein onzichtbaar voor de anderen. Ze passeerden, niet meer. Ik besta niet. Of wel? Ik weet het zelf vaak niet, dus neem ik hen niets kwalijk.

Toch zag ik hen wel degelijk. Althans, dat nam ik aan. Zover het oog reikte vanuit mijn venster, waren daar De Gehaasten. De huidige mens, in zijn standaard modus. Ongelofelijk hoe ze dag in dag uit van hier naar daar moeten. Van A naar B en weer terug. Mijn ontzag blijft onmetelijk voor al drukte. Om niets, weet ik nu.

Op een ochtend, heel vroeg, de eerste lichtstralen piepten nog maar net boven de daken uit, stond ik reeds aan mijn raam. Een dokter kwam voorbij. Een hele sjieke. Dat zag ik aan het gestileerde stuk blik dat hem omhulde. Een Porsche, zo’n hele nieuwe, net uit de garage. Rood lint eraf en ingestapt, zo leek het, richting ziekenhuis. Ik woon er recht tegenover, moet je weten. Ideaal voor ouwe knarren als ik, het eindstation op loopafstand. Dat is waar de sjieke arts zijn professie uitvoert, zo nam ik aan. Mijn brein mag haperen, maar zijn logica werkt nog uitstekend. Als het werkt, wil dat zeggen.

Dus daar liep die dokter, voor mijn gezichtsveld, in het kille ochtendlicht, van zijn glanzende bolide naar de ingang van het hellegat en bakermat van de zieken en zwakken. De losers. Ver verwijderd van het elan van de arts. Mijlenver.

Ik zie hem ergens mee friemelen, rats, een snelle wip langs zijn neus met zijn pink en hij stapt met rechte rug door de draaideuren, in de mallemolen.

Hem treft weinig blaam, deze man. Hij kan niet anders, zou je bijna zeggen. Hij is slechts een onderdeel in het systeem. Een radertje in het uurwerk. Een pion in het spel. Een bezige bij in onze eigen korf. Alleen ik, ik val er buiten. Ik doe niet meer mee.

Ik verkoop geen nieuwe knieën van grote verzekeringsfirma’s, die inkochten van een illustere fabriek in China, aan de doorgewerkte drommels die niets meer kunnen dan hinken, hun beste kraakbeen besteed aan straatklinkers of kantoorgebouwgangen.

Ik diagnosticeer geen relatief zeldzame aandoening, die plots weer opduikt volgens statistisch ongekend stijgende lijnen, sinds de laatste betaalde ‘opfriscursus voor diagnosticerend artsen’.

Ik lever geen antibioticakuren, nodeloos hooggedoseerde anticonceptiestrips of cosmetische smeersels aan de lopende band, om maar van het gezeur af te zijn, of in elk geval binnen de deadlines per patiënt te blijven. En dan hopen dat-ie voorlopig niet terugkomt.

Nee, ik sta hier gewoon. Te observeren. Te raaskallen in mijn hoofd. Of zei ik het hardop? Tegen de hulp? Of is zij alweer naar huis? Of was het mijn dochter? Hoofd, heb genade. Mens, heb genade.

Mijn oordeel is niet meer wat het ooit was. Een duistere waas van flarden uit dit leven. Zag ik ze, of waren het dromen. Geen die het weet. Ziek, of gezond. Ik, of u wel dan?

Lees verder

Geraniums. Deel zeven.

Kun je in stapjes sterven?  Geen klap die je blindelings raakt en je binnen cruciale seconden de oversteek doet maken van leven naar dood. Een

LEES MEER

Vind je leuk? Deel met je vrienden :)