Het is hier donker.
Ik weet dat dit mijn kamer is, maar geloof het nog niet helemaal. Telkens wanneer ik mijn ogen open, is het de vraag. Waar ben ik vandaag? Op dezelfde plek, van buiten, maar telkens op een andere plek, van binnen. Onbetrouwbaar, onpeilbaar. Wanneer je je niet meer veilig thuis kunt voelen bij jezelf, wat blijft er dan over? Wij zijn de thuislozen.
Tot ik terugkeer.
Een moment van herkenning. Een klok, een paar ogen. Het moment dat het doordringt, ik ben thuis.
Niet huilen, mijn zoon, ik ben het. Nog steeds. Van buiten en binnen. Een glimlach door de tranen, ik kan het niet helemaal plaatsen. Een omarming, de warme schouder, de herkenbare geur. Mijn vlees en bloed. Alles dat ooit telde, tussen twee armen. Een moment, meer is het niet, duurt oneindig. Tijd bestaat niet meer, alleen liefde.
Ik zeg het niet, ik zie het. Er zijn geen woorden, die ben ik al lang verloren. De deur uit, samen met mijn waardigheid, zelfrespect, herinneringen en fijne motoriek. In de polonaise naar buiten, om nog maar sporadisch terug te keren. Nu bestaat het leven alleen nog in momenten. Glorieuze momenten, overspoelend van liefde en geluk. Alsof de afwezigheid het opspaarde en de dammen direct doorbreken zodra het zover is. Hadden we dit maar geweten, toen de momenten zich nog aaneen regen. Deze zegen.