Een zachtoranje gloed sijpelt mijn kamer binnen. De zon lijkt te spreken. Vandaag is de moeite. Een nieuwe dame in het wit helpt me uit bed. Of heb ik haar al vaker gezien? Ik zal haar niet beledigen en om haar naam vragen. Ik ben voorbij de gewoonte van de persoonlijke begroeting. Dat was een ander leven. Ik ken mijn ochtendritueel. Maar al te goed. Daar kan geen aardbeving me van doen afwijken. Buiten, noch binnen.
Ik sla mijn dekbed terug en schik het meteen zo dat het kan luchten, met de binnenkant buiten. Mijn hoofdkussen klop ik op en zet het fier overeind tegen de achterzijde van ons immense bed. Een aankoop die we volgens de winkelbediende niet beter hadden kunnen doen. Een showmodel frame en de best mogelijke matrassen op een flexibele, doch stevige bedbodem. ‘Een buitenkansje’, noemde ze het. Dat weet ik nog goed, op een paaszaterdag, of maandag, in zo’n lang weekend waarin iedere halve gare naar de meubelboulevard gaat. Inclusief wijzelf. Om daar in een fonkelend verlichte ruimte, die je voor het lapje probeert te houden dat je niet in een opgeklopt pakhuis verkeert, een van de meest intieme handelingen uit te voeren. Op bed gaan liggen.
Als een onnozel hark lag ik daar dan, op mijn rug, rechtstreeks in een van die misleidende spotjes te kijken. ‘Hoe het voelde?’ – Tja, als een bed. Je had me op dat moment alles wijs kunnen maken. En waarschijnlijk is dat ook gebeurd. Dat ik op een NASA traagschuim-topper lag, of op een postzak gevuld met hooi met een mooie molton er omheen. Het voelde goed. De luxe. De aandacht. Het lachende gezicht van de verkoopster, in dat scherpe licht dat haar jukbeenderen net als haar dikke laag camouflage onthulden. Zou ze die avond met diezelfde glimlach de deur uit lopen, naar haar Datsun, handtas met lege boterhamtrommel onder haar schouder geklemd?
De zaken die mensen zeggen om je iets te doen geloven. De zoete koek die je maar al te graag slikt, omdat je zo graag wil dat er niets dan waarheid achter schuilt. Toch had ze geen ongelijk. Het bed lag heerlijk. Doet het nog steeds, zelfs nu mijn vrouw niet meer als een ogenschijnlijk onverwoestbare zekerheid aan het andere eind ligt bij het ontwaken in de ochtend. Het is telkens weer even schrikken. Maar het bed, dat doet het. Zal die NASA topper wel zijn. Of de dame in de winkel dat werkelijk kon voorzien, of dat ze met oprecht vertrouwen de folder nasprak die haar baas haar even daarvoor in de handen had gedrukt, dat weet ik niet. Maar gelijk had ze. Geen zuurverdiende euro, of gulden destijds, is verspild aan dit bed. Het warme, veilige startpunt van elke dag. Wat die ook brengt. Het bed is je start- en finishlijn. Een zachte zekerheid in de storm en chaos die over de dag heerst. Dus geef ik het elke ochtend de zorg die het verdient, bij het verlaten van deze haven. Een waardevol ritueel. Een zekere houvast, al dan niet illusionair.
Ik sla mijn ouwelullen badjes om en dan is daar niet veel later de hulp die weer binnen scharrelt. Mijn vervangend geheugen. Degene die wel nog weet hoe een koffiepot er uit ziet, of waar de suiker staat. Zij helpt me bij elkaar houden wat is overgebleven van mijn rituelen. Van mijn oude ochtenden. Niet exact zoals het ging, maar die kleine concessie heb ik er voor over. Voor dit schijnleven.
Dus lach ik haar vriendelijk toe en vertrouw er blind op dat ze weer hoe ik mijn koffie drink, terwijl ik het kopje van haar aanneem, en de eerste warme slok doorslik. Ja, vandaag is de moeite.