Hij heeft gelijk.
Na een nachtje compleet knock out van de slaappillen word ik met een redelijk helder hoofd wakker. Na de eerste drie bakken koffie, heet dat. Dat ik met twee verschillende schoenen op het werk verscheen had niks te maken met een kapotte lamp in de ochtend. Ik ben écht verstrooid de laatste tijd. Ik ben niet met mijn hoofd bij de zaken waar het hoort te zijn. Ik ben niet hier.
Maar wat moet ik doen dan? Weggaan? Dat is wat mensen op sabbaticals doen, toch? Epische zeiltochten om de wereld maken, of diep de amazone in trekken om aapjes te aaien. Is dat wat ik moet doen? Waar moet ik in vredesnaam naartoe om wel hier te zijn? Behoorlijke contradictie, als je het mij vraagt. Maar alternatieven zijn er niet echt. Hier blijven en niks doen is geen optie. Wat moet ik in hemelsnaam de hele dag in mijn appartement? En ik ga sowieso niet in therapie, of zoiets. En de héle boel omgooien gaat het ‘m ook niet doen. Een B&B openen in Frankrijk; we weten allemaal waar dat toe leidt. Badkamertegels in de woonkamer, omdat je aannemer onverstaanbaar Frans spreekt, en toch geen warme baguettes in de wijde omtrek omdat het hele platteland is leeggetrokken naar de stad. Zou ik ook niet willen, hoor; het roer om. In feite heb ik de dingen – min of meer – voor elkaar. Op wat tekortkomingen na. Toch? Op dat afwezige hoofd vol grijze wolken na, dan.
Een sabbatical, dus. Ik heb het even opgezocht. ‘Een carrière onderbreking’, noemen ze het ook wel. Klinkt heel ernstig. In feite is het gewoon “Ik ga er vandoor, tot later”. Als dat is wat Peter wil, dan kan hij het krijgen ook. Ik ga op sabbatical. Of met sabbatical? Weet ik veel. Ik ga het doen. Maar vooral in het kader van ‘wat moet ik anders doen’. Ik weet dat tegenstribbelen geen zin heeft bij m’n baas. En eigenlijk weet ik dat hij gelijk heeft, ergens. En ik heb best nog wat centen op de bank gespaard, geen idee waar ik ze aan moest uitgeven behalve Chinese afhaal en een grotere TV. Dan liever aan een ‘carrière onderbreking’.
“Je weet het helemaal zeker? Je leek op het eerste gezicht niet erg enthousiast over het idee?” Peter kijkt me vanachter zijn bureau weer met die pijnlijk bezorgde blik aan. Zijn kantoor is veel mooier dan dat van mij. Een hoekkamer, volledig van glas aan de ene kant, met van die knusse ruitjes. Één grote lichtinval, één prachtige uitkijk over de grachten. Een paar niet te definiëren kunststukken aan de muur. Zoals het hoort, als je het gemaakt hebt. Dan hou je opeens van kunst. Van die gekke kunst, met felle kleuren en vreemde vlekken. Typisch. Ik kijk er gefascineerd naar.
“Eve?”
– Oja, vraag. Of ik het zeker weet. “Jep, hartstikke zeker. Goed idee, Peter. Ik ben er weg van.” Letterlijk. Niet het moment voor woordgrappen. Jammer.
“Mooi. Dan hebben we het een en ander te regelen voor je vertrek. Je gaat gemist worden. En dat bedoel ik niet op een sentimentele manier. Je bijdrage is belangrijk. We moeten er voor zorgen dat die netjes overgenomen wordt. Verder komt het financieel allemaal wel in orde, geloof ik. Je hebt nog een hele berg vakantiedagen staan. Die kun je opnemen. Het enige dat je verder nog moet regelen, is je thuissituatie en bedenken hoe lang je weg wil en waar naartoe. Als je weg wil, maar daar ga ik vanuit.”
Shit, ja. Ik wil weg. Waar wil ik naartoe? Hoe lang? Die Peter. Altijd twee stappen verder dan ik.
Ik hebt het opgezocht. Op mijn eigen armetierige werkplek – midden in het kippenhok dat ze een ‘kantoortuin’ noemen – zit ik de rest van de ochtend in mijn laptop gedoken. Verdekt opgesteld tussen de stapels papier, ongebruikte nietmachines – ik weet nooit waar ze allemaal vandaan komen – en gebruikte koffiekoppen.
Het internet heeft gesproken. Het wordt Portugal. Ik heb er goed en lang over nagedacht. Of eigenlijk: ik heb het weer online bekeken en daar is het nu het zonnigst in Europa. Verder ga ik niet. De rest van de tijd ben ik verloren geraakt in tabbladen en pseudo-interessante ‘DIT GELOOF JE NOOIT’ nieuwsberichtjes over een aap die in zijn vrije tijd Monet’s naschildert en een vrouw die vloeiend 87 talen spreekt.
Het was Nadia van Online Marketing die de beslissende factor aanbood. Toen ik “Portugal” zei, zei zij meteen “Daar ligt het World Surf Reserve! Met je echt even gebruik van maken. Neem een lesje. Het is heel tof.” In ‘Erica’ of ‘Ericara’, ofzoiets. Klonk best leuk.
O, het is ‘Ericeira’. Ik heb het opgezocht en het is fan-tás-tisch! Echt waar, dat dit in Europa bestaat. Ik ben altijd in de waan geweest dat je – om als iemand van mijn generatie enigszins serieus genomen te worden – toch minstens naar Nepal, Peru of Frans-Polynesië geweest moet zijn om met orca’s te zwemmen ofzo.
Weten al die mensen wel wat er praktisch bij ons om de hoek ligt? Dat je op een paar uur vliegen aan de blauwe zee met strekkende stranden aan de glooiende groene heuvels en spannende rotspartijen zit?Als ik de plaatjes op internet zo mag geloven, tenminste. Ik laat ze aan Nadia zien, tegenover me in de kantoortuin. “Check deze, dit is echt een vette plek!” Nadia knikt zelfgenoegzaam. ‘Ik zei het toch’, zeggen haar licht opgetrokken wenkbrauwen en de beamende langzame knipperig van haar oogleden.
“Waarom wist ik het niet?”, zeg ik nog hardop. Waarom ben ik nooit op onderzoek uitgegaan wat er om de hoek ligt? De laatste keer dat ik überhaupt de deur uit ben geweest kan ik me niet herinneren. Er is eigenlijk alleen maar maandag tot en met vrijdag op kantoor en dan weekend. En dan weer maandag. Breaks heb ik blijkbaar nooit zo gehoeven. Want ach, waar moest ik naartoe, in m’n eentje? Collega’s maakten spannende groepsreizen met hun vriend of vriendin, anderen gingen een week met hun gezin naar Frankrijk. Ik durfde altijd te wedden dat die groepsreizen maar suf waren, met hun strakke planning en vast altijd een pestkop in de groep. Om van die familievakanties maar niet te spreken. Lame!
Maar wat deed ik eigenlijk, terwijl zij daar vrijwillig hun vrije tijd doorbrachten? Ik werkte denk ik, en ging dan weer naar huis. Jezus, waar ben ik mee bezig geweest? Peter is zo vriendelijk geweest om het tegen me te zeggen, dat ik er doorheen zit. Maar wie heeft het nog meer gezien, maar niets gezegd? Gedacht dat ík de loser was, zonder vakantie – of leven, überhaupt. Iedereen behalve Peter waarschijnlijk. Ik kijk om me heen door ons drukke kantoor. Collega’s lopen hevig in gesprek voorbij. Ik knik ze vriendelijk toe vanaf zijn bureaustoel, hoop dat de ontreddering niet op mijn gezicht te lezen is. Ze kijken me met half toegeknepen ogen en een geforceerde glimlach aan. Wat is dit, medelijden?! Doen ze dit altijd al, of zie ik het nu pas? Of is het nu pas aan mij te zien?
Nee, waarschijnlijk is ‘ontredderd’ mijn standaard-look, en valt het al lang niet meer op. Mijn collega’s niet, en op de laatste plaats mezelf niet. Ik herken mezelf niet meer, al een hele tijd niet meer, steeds een beetje minder, zonder dat ik het door heb gehad. Dan ben je echt ver heen.
Ik ga straks meteen naar Peter voor de overdracht en boek m’n ticket. Ik kan volgende week al in Erica-nog-iets zitten. Nu ben ik er ook vandoor ook. Vergeet die afscheidsborrel, ik ben weg jongens, denk ik terwijl ik nog één keer rondkijk naar mijn collega’s, stuk voor stuk druk met hun eigen ding. Doei.