Het klinkt al onprettig als je het uitspreekt. Een uitstrijkje. “Sjtriek dich neet oet!”, hoor ik mijn moeder nog roepen, zo’n 20 jaar geleden. Vrij vertaald; “strijk je niet uit”, ofwel; “maak je niet smerig”. Ik ben 30. En tegenwoordig strijk ik me nog bijzonder weinig uit. Op het meest recente uitstrijkje na. Dat van de huisarts. Baarmoederhalskankerbevolkingsonderzoek. Over onprettige woorden gesproken. Wat het is? De overheid die een paar jaar geleden heeft besloten dat het maar meteen in je gezicht moet worden gesmeten dat je 30, en dus oud bent. Een risicogroep. Je lichaam start hier met falen. En je moet het weten ook. Of ja, zij willen het weten. En raad eens? Mijn 30 jaar oude lichaam faalt.
Wat er gebeurt: op de dag dat je 30 wordt krijg je een brief. Nee, ze laten er geen gras over groeien. Je bent uitgenodigd voor het baarmoederhalskankerbevolkingsonderzoek. Snel melden bij de huisarts, benen wijd, klem naar binnen en uitstrijken maar. Een paar weken later krijg je een brief dat alles oké is. OF… Je wordt gebeld, dat niet alles oké is. *Tudududuuuum* *dreigend muziekje*
Door een falende doktersassistente kreeg ik de dag dat ik gebeld werd zelfs een mailtje met een melding. Kon ik tenminste vanaf de ochtend al op mijn nagels bijten wat er aan de hand was. In mijn hoofd: KANKER. In al mijn redelijkheid: Het zal allemaal wel meevallen, ja toch? Zeker wel. Waarschijnlijk. Hè ja, vast. Toch even bellen met de assistente (“ik maak me zorgen”) met een zeer verontrustende reactie; “Tja, daar kan ik niks aan doen, de dokter moet je hier echt zelf over bellen”. Hoofd: KANKER. DOEM DOEM DOEM. HET EINDE IS NABIJ. – Even later, dokter belt, vaag verhaal, door naar de gynaecoloog, paar weken wachten, alles wordt gefixt, geen zorgen.
Toch zorgen. Nadenken. Niet proberen na te denken. Niet googelen. Toch googelen. Had ik maar niet gegoogeld. Meer nadenken. Weer loslaten. Afspraak maken en op 26 augustus om 08:55 sta ik op de stoep van het ziekenhuis. Een plek waar ik nooit kom. Zoals het hoort. Ik ben net 30. Maar nu dus 30 plus. Risicootje. Meteen naar het ziekenhuis. – Zit in de wachtruimte, wachten, ontspannen overkomen, rustig kijken, rustig blijven, niet zitten friemelen, niet zitten zweten, gewoon chill doen. Chill doen. Chill doen… – “Mevrouw Tonnaer?!” – Bam, uit m’n zenuwroes. Mevrouw volgen, gangenstelsel, doolhof, deurtje, praatje (“Nog vragen?” – “Ehhh… Nee?”), deurtje uit, gangen door, deurtje open, operatiekamer. Vier vrouwen kijken me meelijwekkend aan, of ik denk het maar. Mijn chille look is duidelijk niet gelukt.
Onderbroek uit, rok uit, benen wijd, liggen maar. Gynaecologe, tussen neus en schaamlippen door: “Als ik weefsel tegenkom dat er slecht uitziet, wil je dan dat ik het wegsnijdt zodat je baarmoedermond voor altijd beschadigd is en je bij een zwangerschap kans hebt op vroeggeboorte, of gewoon lekker laten zitten, zeg het maar?” – “Ehhh… Doe maar wat u denkt dat moet gebeuren.” Ofzo. Perplex. Achterover. Verdoving. Bloed. Rook. Snijden. Meer meelijwekkende blikken en “gaat het”-s. Het gaat. Maar nog steeds weet ik niet precies wat er gebeurt en of ik daar wel zin in heb. Of dit wel een goed idee was. Terwijl ik weg probeer te kijken van het scherm waarop mijn ingewanden tentoon worden gespreid en de jonge knul in de hoek die semi-professioneel meekijkt probeer te negeren, brandt en snijdt de gynaecologe er op los. “Ik doe het geweldig”. Wat zo’n 20 minuten moeten zijn geweest zijn voorbij. De dames geven het eindsignaal. Godzijdank. Dit was het.
Of ik nu alleen naar huis moet? Ja. Of ik met de auto ben? Ja. – “Ga dan maar eerst even wat drinken in het restaurant beneden. Daar hebben we aandelen zie je. Haha.” De vaste grap, sowieso.
Terwijl ik mijn onderbroek weer aantrek en de deur uitloop vraag ik me af wat er net gebeurd is. Tranen. Ik weet niet waar ze vandaan komen maar opeens rollen ze daar. Langzaam schuifel ik richting uitgang, ietwat pinguïn-achtig door het maandverband dat meer weg heeft van een luier tussen m’n benen. Ik weet niet of ik nog jank als ik m’n auto vind, instap en beduusd terug naar huis rijd. De volgende dame zal nu wel weer op de operatietafel liggen om de riedel nog eens te herhalen, en nog eens en nog eens en nog eens. Alles voor een gezonde bevolking.
Ik rijd, de radio klinkt. Mumford and Sons probeert uit alle macht mijn gedachten te overstemmen die het afgelopen halfuur nog eens opnieuw afspelen. “Vroeggeboorte”. “Voor altijd beschadigd”. “Je doet het geweldig”. “Nog vragen?”. “Slechte cellen”. “Voorstadium baarmoederhalskanker”. “CIN I, II of II”. “Ben je hier alleen?”. “Doet u maar wat u denkt dat er moet gebeuren.” – Op hoop van zegen. En de Westerse medische wereld.