Geraniums. Deel vier.

Mijn huis is groot. Althans, dat was het ooit. Hoe drukker het wordt in ons land, hoe meer plek onze medemens nodig lijkt te hebben. Opeist voor zichzelf, en stevig afbakent met een hek of haag. O wee het gebeente dat maar een centimeter van zijn grond afneemt. Een optimistische buur of een te fanatiek groeiend struikgewas. 

De vlag is geplant met het te-koop-verkocht-bord, dus moet het luchtruim afgeschermd worden. Terwijl achter het afweersysteem niet veel meer schuilgaat dan een eenzaam gescharrel en op en neer bewegen van koelkast naar bankstel en toiletpot. En op zaterdag het gras maaien, want dat moet er op z’n minst volgens de geldende regels bij staan. Felgroene sprieten op een ononderbroken genivelleerde vlakte, zonder onderbreking van zandgrond, klaverblad of paardenbloem. O wee de paardenbloem die zijn trotse gele kop boven het veld durft uit te steken. Daar krijgt men gezeik van met de mannelijke status. De grasmat evenredig sprekend voor zijn waardigheid.

Ik woon in een twee-onder-een-kapper, 3 slaapkamers, een badkamer, afgesloten keuken, doorzon woonkamer, hal en bijkeuken. En een grasmat die welig tiert van de biodiversiteit, omringd door struiken en bomen bomvol vogels. Soms hoor ik mezelf niet meer denken door hun gekwetter. Plus een eigen oprit, over de volle lengte van het huis. Midden in de stad. Een groot huis, maar niet volgens de maten van vandaag. 

Nu is het een schattige karakteristieke opknapper voor de starter of gescheiden vader. Een volledig gezin zou het zich niet in het hoofd halen hier te komen wonen. ‘Veel te krap boven’, zouden ze zeggen. ‘Een uitbouw heeft het minimaal nodig. En een visgraatje op de vloer.’ Of hoe ze dat ook noemen. Een stinkende zaak, dat is het. Een hele generatie die vergeten is dat hun ouders zijn opgegroeid in deze huizen. Zijzelf misschien, tot hun grote ongenoegen. Huizen gemaakt voor families met 3 tot 5 kinderen, soms meer, pasten hier met gemak. Een gezellig volle bende, soms tot slaans toe, ik weet nog hoe het was. Beide kanten van de medaille. Maar we waren nooit ontevreden, dat niet. Want wat moest je met een grote kamer voor jezelf, als je ook met je broertje in een stapelbed, of soms hetzelfde bed, voet aan oor, tot diep in de nacht avonturenverhalen kon verzinnen?

Wat moet je met een grote opengebroken woon-keuken combinatie in L-vorm en doorgetrokken vloer, als de beste feestjes zich altijd in dat kleine bedompte keukentje voltrokken? 

Ach, het is een teken van de tijd. Dat wat groot was, klein en nietig verklaard. Onvoldoende. Maar wat kan ik doen? Een hele generatie kwalijk nemen dat ze niet meer zien wat werkelijk groot is of klein? Wat groots en wat kleinzielig? Wat mooi en wat waanzinnig? Ik ben slechts een verwarde man over datum. Wat weet ik daar nu van? 

Ik bemoei me nergens mee. Niet met mijn buurman, niet met een nieuwe generatie. Ik laat ze lekker hun gang gaan, zo lang ze mij de mijne laten gaan, voor zover daar nog sprake van is. Dus schoffel ik wat rond tussen mijn haag en mijn aanrecht, mijn bed en mijn voordeur. Wat meer heeft een mens nodig om te leven. 

De dame in het wit, misschien een nieuwe vandaag, glimlacht me vriendelijk toe. Ik hoop maar niet dat ik tegen haar heb zitten raaskallen. Dat dit slechts mijmeringen waren. Aan haar verwarde blik en beleefde glimlach te zien, vrees ik het eerste. Dat wordt geen extra schep suiker in mijn koffie, maar een snelle geruisloze veeg door het huis en een zachte klik van de deur, hopend dat ik haar vertrek niet opmerk. Of op zijn minst gauw vergeet. 

Lees verder

Geraniums. Deel zeven.

Kun je in stapjes sterven?  Geen klap die je blindelings raakt en je binnen cruciale seconden de oversteek doet maken van leven naar dood. Een

LEES MEER

Vind je leuk? Deel met je vrienden :)